1. Contraverlichting
·In algemene cultuurhistorische zin hangt het ontstaan van de geesteswetenschappen samen met een intellectuele en politieke reactie op de verlichting: de contraverlichting (Romantiek). In de verlichting dacht men dat de natuur, de geschiedenis en de mens maakbaar waren: deze gedachte kwam voort uit een geloof in algemene, universele wetten (wetten die altijd en overal geldig waren). Als je eenmaal de wetten kende, kon je volgens een bepaalde wet handelen om een gewenst resultaat te bereiken. Vanuit deze gedachte probeerde men in de Franse Revolutie en de Industriële Revolutie de samenleving te verbeteren. Maar: de geschiedenis toonde aan dat het handelen volgens algemene wetten niet tot het gewenste resultaat leidde; integendeel: het leidde tot anarchie, oorlog en uiteindelijk de nederlaag van het trotse Frankrijk, sociale ellende, vervuiling enzovoorts. Afwijzing van universalisme en een keuze voor particularisme. De mens, de geschiedenis van de mens en het streven naar verbetering van de menselijke levensomstandigheden kon niet op een natuurwetenschappelijk manier worden benaderd.
·Zo werd de opkomst bevorderd van de geesteswetenschap als terrein van onderzoek naar het unieke, het individuele, het irrationele.
2. Nationalisme
·De idee dat een volk zich als culturele eenheid in een eigen staat moest verwerkelijken. Aandacht voor de eigen cultuur, met name de nationale cultuur, als een uniek, onvergelijkbaar verschijnsel. Cultuur werd niet meer opgevat als een persoonlijke ontwikkeling (individueel cultuurbegrip), maar als een toestand, een geheel van levens- en denkwijzen (sociaal cultuurbegrip) van een bepaald volk.
·Er ontstond belangstelling voor en onderzoek naar de oude tradities. Dit stimuleerde de geesteswetenschappen.
3. Kolonialisme
·Aanvankelijk kregen de geesteswetenschappen de taak om het kolonialisme te legitimeren. De idee dat volken hogere of lagere uitdrukking van ‘Geist’ waren werd gebruikt om te argumenteren dat sommige volken verder gevorderd waren dan andere en het recht of de plicht hadden andere, minder ontwikkelde volken te ‘beschaven’, de zogenaamde ‘mission civilisatrice’, of zelfs uit te buiten. Later kregen de geesteswetenschappen belangstelling voor de eigenheid van de gekolonialiseerde volken: opkomst van de oriëntalistiek.