Menu

Verschuivingen in verbruik

Na 1870 bereikte goedkoop Amerikaans graan Europa dankzij een sterke daling van de transportprijzen. Daarnaast ontstond de sociale revolutie, waarbij de arbeidersbeweging aan kracht won. Ze waren ontstaan uit de oprichting van verbruikscoöperatieven en zorgden voor een beter voedingspatroon en levenswijze. Een voorbeeld hiervan is de Gentse Vooruit, die prijsverminderingen doorrekende aan de klant.

Inkomensstijgingen leidden aanvankelijk echter niet meteen tot een noemenswaardige daling van het aandeel van voedsel in het inkomen. De budgetruimte werd eerder gebruikt voor extra en meer gevarieerde aankopen. Het gaat hier vaak ook over kwalitatieve in plaats van kwantitatieve aankopen.

Pas na 1891 ontstond er een sterke verbetering van de levensstandaarden, waarbij gezinnen niet zoveel honger meer hoefden te lijden. De Belle Epoque en de Roaring Twenties zorgden voor meer afwisseling in voeding en in het dagelijkse leven. Deze new way of life of Amerikanisme uitte zich in de appreciatie van reizen, sporten en een fijnere keuken bij de burgerij. Duidelijk is een blijvend verschil tussen de burgerij en het proletariaat.

Een dieptepunt ontstond tijdens de twee wereldoorlogen en de jaren dertig. Een economische crisis ontstond met als gevolg een daling van de lonen, een stijging van de werkloosheid en een sterke daling van de koopkracht. Dit had een negatieve invloed op het voedingspatroon.

Het grootste aandeel van de gezinsuitgaven ging nog steeds naar de aankoop van levensmiddelen. Sinds 1870 steeg het aandeel voor kleding, schoeisel, transport, communicatie en huur aanzienlijk. Men spreekt tot nu toe over immobiel consumptiegedrag aangezien het nog steeds ging om levensnoodzakelijke middelen. Er was slechts een zeer langzame verbreding van de consumptiemogelijkheden en het levenspeil.

Lees meer...

Een algemene verbetering van de koopkracht

Er ontstond een constante stijging van de reële lonen en daarmee een stijging van de levensstandaard van arbeiders in moderne industriesectoren. De verklaringen hiervoor zijn een voortdurende stijging van de arbeidsproductiviteit, waarmee ruimte ontstond voor loonsverhogingen, kwaliteitsverbeteringen, een betere allocatie van de productiefactoren en een daling van de prijs voor een aantal belangrijke producten, waaronder voeding.

In België bestond er een verdrievoudiging in de tijd tussen 1850 en 1914. Dit dankzij sterke prijsdalingen van voornamelijk voedsel, kleding, schoenen, transport en communicatie waardoor de levensstandaard sterk steeg.

Er bestond wel een radicale wijziging in de loonkoopkracht, maar was er ook een wijziging in de inkomensverdeling? Duidelijk was dat traditionele sectoren sterk onder moesten doen voor de moderne industriële sectoren. Een uitzondering hierop waren tijden van crisis, waarbij de nominale lonen sterk daalden en dus ook de koopkracht.

Lees meer...

Een algemene verbetering van de koopkracht

Er ontstond een constante stijging van de reële lonen en daarmee een stijging van de levensstandaard van arbeiders in moderne industriesectoren. De verklaringen hiervoor zijn een voortdurende stijging van de arbeidsproductiviteit, waarmee ruimte ontstond voor loonsverhogingen, kwaliteitsverbeteringen, een betere allocatie van de productiefactoren en een daling van de prijs voor een aantal belangrijke producten, waaronder voeding.

In België bestond er een verdrievoudiging in de tijd tussen 1850 en 1914. Dit dankzij sterke prijsdalingen van voornamelijk voedsel, kleding, schoenen, transport en communicatie waardoor de levensstandaard sterk steeg.

Er bestond wel een radicale wijziging in de loonkoopkracht, maar was er ook een wijziging in de inkomensverdeling? Duidelijk was dat traditionele sectoren sterk onder moesten doen voor de moderne industriële sectoren. Een uitzondering hierop waren tijden van crisis, waarbij de nominale lonen sterk daalden en dus ook de koopkracht.

Lees meer...

Een volgehouden economische groei

De industrialisatie in de Westerse landen zorgden voor een sterke economische groei dankzij een sterke stijging van de productie. Deze verbreding van de industrialisatie zorgde voor een inhaalbeweging van verscheidene landen en liet Engeland haar dominante positie verliezen.

De economische groei ging over een spectaculaire, maar veleer constante groei waarbij een expansie van de secundaire en later tertiaire sector gepaard ging. Er is echter een slechte keerzijde aan de medaille: de ontwikkelingsproblematiek. Dankzij de economische groei in de Westerse landen vergrootte de kloof met de derde wereld, die slechts diende als een voedselleverancier, voor grondstoffen en als afzetmarkt van in het Westen geproduceerde producten.

Lees meer...

Uitgavenpatroon en verbruik

Er zijn zeer weinig budgetanalyses uit deze tijd te vinden, maar uit diegenen die we hebben, blijkt dat ongeveer 60 – 80% van het inkomen aan voeding verbruikt werd. De rest ging voornamelijk naar woning, verwarming en kleding. Aangezien weinig geld hieraan besteed kon worden was er sprake van slechts beperkte privacy en was men zeer kwetsbaar voor epidemieën.

Hier ontstaat een enorme paradox, waar de middengroep er een vrij rijke materiële cultuur op na hield. Dit weten we aan de hand dan inboedelbeschrijvingen. Er ontstond een consumptiecultuur waarbij duurzame goederen, die voordien golden als investeringen en mentaal en cultureel van groot belang waren, vervangen werden door goedkopere substituten. Hierdoor steeg wel het sociale bereik van deze goederen, maar daalde jammer genoeg de levensduur ervan. Een verscherping van het modebewustzijn zorgde voor het ontstaan van een koortsachtige consumptiecultuur, die later zou uitwijden naar een heuse samenleving van massaconsumptie.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen