Menu

Vaststellingen

We kunnen uit onze bronnen vaststellen dat er op lange termijn een dalende trend in frequentie van moord en doodslag is die begon in de vijftiende eeuw en aanzienlijk versterkte tussen de zeventiende en twintigste eeuw. De variaties in de hoogste en laagste schattingen verminderen vanaf de negentiende eeuw.

We zien in de middeleeuwen een relatieve homogeniteit in de cijfers. Vanaf de zestiende eeuw zien we een toename van geografische verschillen en in de negentiende eeuw treden verschillen op tussen centrum en periferie. De periode 1880-1950 toonde een daling van geweld tot het laagste niveau ooit bereikt en traden steeds minder verschillen op tussen de Westerse landen. In de periode 1950-1990 ontstond opnieuw een lichte stijging. We zien schommelingen in de geschiedenis gevolgd door een verdere daling van de doodslagcijfers.

Lees meer...

Onderzoek naar criminaliteit in het verleden: doodslag en moord

Uiteraard treden hier problemen van methodologische aard op. Hoe betrouwbaar zijn de doodslagcijfers uit het verleden? Ten eerste is er een andere definieerring van doodslag in het verleden namelijk onvrijwillige doodslag versus intentionele agressie. De kwaliteit van de cijfers en de juridische documenten is ook niet duidelijk. Is doodslag een indicator voor andere vormen van geweld? Er is sprake van regionale verschillen en een interactie tussen veranderingen in technologie en medische kennis.

Lees meer...

Uitgangspunten

De hedendaagse samenleving lijkt wel in de ban van geweld. Er is steeds publieke commotie rond gewelddadige incidenten, waarbij constant gezegd wordt dat de samenleving gewelddadiger wordt, een nood aan herstel van normen en waarden bestaat en er een nood aan respect optreedt. Hierbij wordt steeds verwezen naar een vrediger leven met een warm gemeenschapsleven door traditionele kleinschalig samenwerkingsverbanden, een minder kil individualisme en meer sociale controle. Hier rijst de vraag of het verleden wel degelijk harmonieuzer en minder gewelddadig was...

De centrale vraagstellingen hier zijn de evolutie van de doodslagcijfers in het verleden en waarom deze veranderingen optraden.

Lees meer...

De definitieve doorbraak van een consumptiemaatschappij

Consumptie kan bekeken worden als een ahistorisch begrip aangezien het van alle tijden is. Men spreekt over een consumptiemaatschappij dankzij de stijgende lijn van de consumptie en de intensiteit ervan. De hedendaagse consumptiemaatschappij had zijn wortels al veel vroeger, maar brak definitief door in de tweede helft van de jaren zestig. De markt werd overspoeld met nieuwe en steeds meer producten. Hierdoor werden de bestedingen steeds gevarieerder.

Lees meer...

Economische groei en levensstandaard

Tijdens de jaren vijftig en zestig steeg het BNP per hoofd in alle Westerse landen aanzienlijk. Het gaat hier om unieke groeiprestaties in de wereldgeschiedenis die zorgden voor een versterking van de positie van West-Europa in de wereldeconomie. Er ontstond een voortdurende vraag naar arbeidskrachten, die men ging zoeken in het buitenland en bij vrouwen en ook de onderhandelingspositie van de vakbonden verbeterde aanzienlijk. Ook de tertiaire sector won aan belang.

De vraag blijft of welzijn en economische groei wel gepaard gaan. Inkomens gaan immers over welvaart of het materiële ten opzichte van welzijn. Wat met de gezondheid, de kwaliteit van leef- en werkomstandigheden, de politieke vrijheid enzovoort? Daarnaast zijn er de verschillende schadelijke bijverschijnselen van economische groei zoals milieuverontreiniging en de depreciatie van huishoudelijke arbeid.

Er is uiteraard sprake van een sterke stijging van de koopkracht van de gemiddelde arbeider dankzij de stijging van lonen en salarissen. Een stijging van de levensstandaard brengt een daling van de arbeid met zich mee: geld wordt ingewisseld voor vrijheid. Ook ontstaat er een langzame daling van de loonspanningen (= verschil tussen arm en rijk). Hiermee gaat een langzame groei van de bevolking gepaard, wat zorgt voor een discrepantie tussen een snelle toename van het BNP en een langzame verruiming van de werkgelegenheid. Ook is er een toename van de sociale uitkeringen. Dit op basis van de principes van rechtvaardigheid en solidariteit. Het is ontstaan in de 19de eeuw (Bismarck: om het bewind te legitimeren en een natie te vormen), maar kende in de naoorlogse periode een sterke expansie. Dit zorgt voor een automatische stabilisator van het economische leven. Dit gebeurde aan de hand van een toename van de collectieve voorzieningen en een uitbreiding van de verzorgingsstaat. Er trad echter een recessie op in de jaren zeventig, mede dankzij een verhoging van de sociale uitgaven door een sterke daling van de mortaliteit en nataliteit, met als gevolg een stijging van de werkloosheid, die later structureel bleek te zijn. Men moet nu op zoek gaan naar alternatieven.

Ondanks een sterke stijging van de loonkoopkracht daalt de inkomensongelijkheid zeer langzaam. Men probeert een herverdelend effect in te voeren onder meer door progressieve directe belastingen, die zorgen voor een degressief karakter en een tertiaire inkomensverdeling door middel van inkomenstransfers en collectieve voorzieningen. Deze laatste leiden echter tot wat men het matteüseffect noemt.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen