Menu

De fasen van het inkoopproces

Er gaat veel vooraf aan een uiteindelijke inkoop beslissing.

Het inkoopproces begint met de constatering van een probleem, een inkoopbehoefte en eindigt met de beschikbaarstelling van het gevraagde/gekochte product aan de gebruiker binnen de organisatie. Vier hoofdfasen.

1. Specificeren

Onderhandelen = alternatief voor het aanvragen van offertes. eerst offerte aanvragen en vervolgens onderhandelen met de geselecteerde leverancier(s).

Approved vendor list = voorkeurslijst van goedgekeurde leveranciers

Prekwalificatie = de eerste selectie van leveranciers

Shortlist = diverse criteria een beperkt aantal leveranciers geselecteerd

De verkregen offertes worden vergeleken en, afhankelijk van het betreffende product, voorgelegd aan de gebruikers.

3. Onderhandelen en contracteren

De offerte-evaluatie

 met de leverancier verder moeten worden onderhandeld over de uiteindelijke overeenkomst, de prijs en andere condities in het contract.

 definitieve leverancierskeuze

4. Bestellen en bewaken

Plaatsen en bewaken van de orders, toegezien of de gemaakte afspraken nakomen.

Orderbewaking is het bewaken van de levertijden, de geleverde hoeveelheden en eventuele certificaten en documenten

Na levering:

vendor rating = formele methode voor leveranciersbeoordeling (objectieve beoordeling).

Primaire inkoop

Direct bedoeld voor het productieproces

- grondstoffen, halffabrikaten, componenten
- deel van de kapitaalgoederen
- diensten mbt tot deze kapitaalgoederen

- handelsgoederen
- just-in-timeprincipe

Facultatieve inkoop

  • Automatisering en telematica

– Hardware, software, telefooncentrales, infrastructuur, IT-projecten

  • Huisvesting

– Nieuw- en verbouw, onderhoud, inrichting (meubilair, stoffering), schoonmaakdiensten, bewaking en beveiliging, groenvoorziening, kantine/catering

  • Kantoorbenodigdheden

– Apparatuur, artikelen (pennen, hangmappen, enz.), papier/enveloppen, drukwerk, verzending post en pakketten

  • Professionele diensten

– Vervoer/Dienstreizen, lease-auto’s, organisatieadvisering, marketing- en marktonderzoekbureaus, juridische bijstand, accountantsdiensten

De inkoopportfoliobenadering van Kraljic

- Pareto principe : 20-80

- Winst : hoge prijs, groot inkoopaandeel

- Inkooprisico : weinig leveranciers, hoge overstapkosten, technologische samenwerking

- Routineproducten: bundeling

- Knelpuntproducten: overspecificatie

- Hefboomproducten: ‘purchasers delight’
price – nonprice

- Strategische producten: samenwerking

Lees meer...

Koopgedrag van organisaties

= professionele inkoop

 de verschillen met consumenten

Problem solving unit (PSU) = deel van DMU

De Decision Making Unit (DMU)

= de groep personen die betrokken zijn bij het inkoopproces, hebben invloed op de koopbeslissing.

= buying centre

= koopcentrum.

De rol van ieder DMU-lid hangt voor een belangrijk deel samen met de functie die men in de organisatie bekleed.

 Binnen de DMU: de verschillende rollen

Gebruikers zijn functionarissen die later met het product zullen gaan werken

 afhankelijk van de aard van het product

Beïnvloeders zijn personen die door middel van (on)gevraagd advies de uitkomst van het inkoopproces kunnen beïnvloeden.

Kopers zijn bevoegd om te onderhandelen met leveranciers over contractvoorwaarden.

 zij plaatsen ook de bestellingen en bewaken de orders.

Beslissers bepalen de leverancierskeuze.

- Routinematige aankopen: de inkopers die de rol van beslisser vervullen.

- Complexe producten is minder duidelijk.

- Bij technisch complexe producten: technici in het bedrijf,

- Bij een hoog commercieel risico: inkopers en financieel deskundigen

Gatekeepers beheersen de informatiestroom

vb. secretaresse van een technisch directeur de rol van gatekeeper.

In andere gevallen is het de inkoper

Lees meer...

Persoonlijke invloeden

- Leeftijd bepaalt in sterke mate de keuze van bijvoorbeeld kleding, huisvesting en vrijetijdsbesteding van consumenten.

- De financiële situatie van een consument bepalend voor het koopgedrag

(hoog <-> laag inkomen)

 goed meetbaar

- De levensstijl ofwel lifestyle

= leefpatroon van een individu, dat tot uitdrukking komt in zijn mening, attitudes en activiteiten.

Lees meer...

Psychologische invloeden

De persoonlijkheid van een individu

= een geheel van karaktertrekken, gedragingen en ervaringen die elk persoon uniek maken. Hoe een individu is bepaalt zijn of haar aankoopgedrag.

Perceptie

= de manier waarop individuen informatie die zij krijgen waarnemen en interpreteren

 Om zich te beschermen tegen te veel info nemen we selectief waar

Motivatie

= een situatie in een individu die leidt tot doelgericht gedrag

= bestaat dus uit verschillende behoeften, gevoelens en wensen die leiden tot een bepaald doel.

Een belangrijk punt bij deze behoeftebevrediging is te weten wat de motieven zijn van een consument om bepaalde zaken te kopen en andere pertinent af te wijzen.

Theorie over motivatie van Maslow

= hiërarchie van vijf behoefteniveaus onderscheiden.

  1. Fysiologische behoeften = fundamentele behoeften (honger en dorst)
  2. De behoefte aan veiligheid (huis)
  3. De behoefte aan saamhorigheid en liefde = behoefte om geaccepteerd en gewaardeerd te worden De behoefte aan respect en waardering = behoefte aan succes en status
  4. De behoefte aan zelfverwezenlijking = de ultieme behoefte succesvol worden en daardoor gelukkig te kunnen zijn.

Attitudes

= idee, gevoel of houding van een individu ten aanzien van een product, dienst of activiteit.

Drie componenten van attitudes

  1. Het cognitieve deel= de kennis en de mening die men over een product heeft.
  2. Het affectieve deel = de gevoelens die men heeft ten aanzien van het product.
  3. Het gedragsmatige deel = conatieve = heeft te maken met de gedragsintenties ten aanzien van het product.

Het kennen van de attitudes van consumenten en weten wat een consument motiveert, is belangrijk voor een marketeer.

 Een belangrijke techniek = laddering.

Laddering

= via doel-middelketens geprobeerd om de motivatie van mensen voor de aankoop van bepaalde producten te achterhalen.

- Attributen: vragen naar kenmerken van producten

- Consequenties: gevraagd waarom men deze kenmerken belangrijk vindt

- Waarde: waarom deze consequenties voor de consument belangrijk zijn.

 verwijzen naar de diepere motieven en drijfveren van de consument.

Lees meer...

Koopsituaties

In de theorie worden er drie situaties van aankoopgedrag onderscheiden.

Routinematig aankoopgedrag: komt voor in een situatie waarin een consument een product koopt dat hij/zij al kent.

 op basis van eerdere ervaringen en bekendheid

Beperkt probleemoplossend gedrag komt voor als de consument al enige ervaring met het product heeft. Vb met het merk philips

 Informatiezoekgedrag gebeurt in het eigen geheugen.

Uitgebreid probleemoplossend gedrag komt voor als een consument een voor hem/haar geheel nieuw product gaat aanschaffen.

 Tijd besteed worden aan info zoeken en afwegen van alternatieven.

 Allerlei kenmerken van het aan te schaffen product worden veelal op een rij gezet.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen