Menu

Merk(en)kennis

Het cognitieve aspect van houdingen in de gedragswereld van kopers heeft betrekking op de kennis die kopers hebben over specifieke keuzemogelijkheden binnen productcategorieën.

  • Ze veronderstelt dat de koper zich minstens een elementair beeld gevormd heeft van de productklasse in kwestie.
  • De koper moet dus noties hebben over het product als categorie.
    • Vb. stofzuigers
    • Een gevormd productklasseconcept veronderstelt dat hij op een of andere manier keuzecriteria heeft verworven.
    • De informatie die men heeft is redelijk snel verouderd, onjuist of onvolledig.

Merkkennis duidt op de specifieke informatie over de in de productcategorie voorkomende merken.

  • Deze informatie zal selectief en subjectief zijn
  • Merkkennis kan alle mogelijke aspecten van een merkproduct betreffen.
    • Vb. levensduur, prijs, garantiebepalingen,…
    • Merkkennis is verschillend van consument tot consument.
    • Merkkennis kan verschillen naargelang het ogenblik in het koopproces.

Totale merkenset: alle merken die op een gegeven ogenblik aanwezig zijn binnen het bereik van de koper.

Awareness set: de merken die de koper kent, hij kent ze zelden/niet allemaal.

Consideration set: de merken die potentieel wel op een of andere manier in aanmerking komen of zouden kunnen komen.

Choice set: daadwerkelijke afweging van merken, deze is dikwijls kleiner dan de vorige set.

Gekozen merk: het merk dat men koopt.

Een merk dat in de consideration set zit maar niet in de choice set heeft wellicht groeimogelijkheden, maar dient eerst een gunstiger positie in te nemen.

Lees meer...

Houding

= relatief duurzaam geheel van opvattingen, oordelen, gevoelens tot een object of groep objecten en de neiging hierop op een bepaalde manier te reageren.

Vb. Karel Dupont kent 6 Vlaamse kranten, waarvan hij er een drietal zou kopen.

De favoriete krant die hij zou kopen is de Standaard. Als de Standaard niet in voorraad is in de winkel zou hij Het Nieuwsblad of de Gazet van Antwerpen kopen. Indien er geen van deze 3 is zou hij geen krant kopen.

  • Een houding blijft stabiel in de afwezigheid van druk of sterke aanduidingen dat ze onjuist is.
  • Houdingen zijn relatief, dwz dat personen of voorwerpen met elkaar vergeleken worden.
  • Houding is een strikt hypotetische constructie.
  • Het is een variabele die tussen de stimulus en respons ligt, die als dusdanig verschillen in gedragingen tussen verschillende individuen verklaart.

Houdingen komen niet geïsoleerd voor maar vormen een complexe structuur.

  • Zie figuur p 239

De stippellijnen duiden de groepen aan die houdingen met elkaar vormen

Iedere individuele houding omvat 3 gerelateerde fundamentele componenten:

Cognitieve: duidt op product/merkenkennis

Affectieve: duidt op merkvoorkeur

Antitendens: duidt op koopintentie

De houdingstructuur zoekt naar een evenwicht

Lees meer...

Keuzecriteria

Een product of dienst kan bijna altijd gezien worden als een geheel van kenmerken en niet enkel als een geheel.

Die deelverzameling van kenmerken of eigenschappen van een product die kunnen dienen als beoordelingsbasis in het besluitvormingsproces van afnemers noemt met productattributen.

Dit zijn dus mogelijke standaarden waardoor een afnemer keuzes maakt.

De standaarden zelf heten keuzecriteria.

Vb. geheugencapaciteit van een pc is niet alleen een kenmerk van de pc, maar is ook een productattribuut. Het is een keuzecriterium van de afnemer, dat een rol speelt in zijn beslissingsproces.

  • Keuzecriteria kunnen rationeel of emotioneel zijn of subjectief of objectief.
  • Keuzecriteria zijn een centraal concept in de marketing
  • Het beschikken over keuzecriteria is een noodzakelijke voorwaarde voor de koper om zelfstandig te kunnen kopen.
  • Er bestaat een eenduidig verband tussen keuzecriteria en een productcategorie.

Voor een bepaalde productcategorie hanteert een koper dezelfde beoordelingscriteria.

  • Het koopproces kan in fasen worden ingedeeld.

Bij meer complexe producten is de fase waarin een koper nog keuzecriteria aan het ontwikkelen is soms vrij lang.

  • Welke keuzecriteria kopers hanteren is niet altijd vanzelfsprekend.
  • Hoe een koper keuzecriteria hanteert is nog minder vanzelfsprekend.
  • Welke keuzecriteria afnemers hanteren en/of hoe ze ze gebruiken kan een basis zijn van marktsegmentatie.
  • Keuzecriteria veranderen doorheen de tijd, evenals de manier waarop ze gecombineerd worden.

Lees meer...

Aangeboren behoeften

Er zijn verschillende niveaus van aangeboren behoeften.

Murray onderkende er 37 die hij onderverdeelde in 4 dimensies:

1) Onderscheid tussen biogenetische en psychogenetische behoeften:

Deze worden ook primaire en secundaire behoeften genoemd.

Vb. biogenetische behoefte: behoeften aan voedsel

Vb. psychogenetische behoefte: behoefte aan opwinding

2) Onderscheid tussen positieve en negatieve behoeften

Vb. de gemiddelde consument zal zich spontaan meer aangetrokken voelen tot een feesttafel dan tot een operatietafel, ook al kan deze laatste hoogst nuttig zijn.

3) Onderscheid tussen manifeste en latente behoeften

Vb. de behoefte aan een balletopleiding voor een kind van een begoed milieu et dezelfde behoefte van een kind uit de 4e wereld. Een kind uit de 4e wereld kan alleen maar dromen van die balletopleiding ook al heeft het talent.

4) Onderscheid bewuste en onbewuste behoeften

Een mens is zich niet altijd bewust van zijn noden.

Maslow groepeerde de menselijke behoeften in 5 grote, aangeboren categorieën:

ð Zie figuur p 226!

1) Fysiologische behoeften:

Vb. honger, seks, slaap, gezondheid

2) Veiligheidsbehoeften:

Duiden op de fundamentele, spontane nood zich te weren tegen fysieke en psychische bedreiging.

3) Behoefte aan liefde:

Duidt op de nood aan een affectieve relatie met de medemens. Het is een natuurlijke drang om aanvaard te worden door anderen.

4) Behoefte aan waardering:

Heeft te maken met een tegenprestatie. De aangeboren, fundamentele nood om gewaardeerd te worden om wie en wat men als individu is en voorstelt.

5) Behoefte aan zelfverwezenlijking

Duidt op de nood om zichzelf te realiseren, en dus op de nood van het verwerkelijken van zijn aangeboren talenten.

Volgens Maslow staan deze categorieën in een hiërarchisch verband.

De categorieën staan in een onderling verband, uitgedrukt door de idee van prepotentie.

  • Fysiologische behoeften staan het laagst in de behoeftehiërarchie.
    • Daardoor zijn ze het meest prepotent = er is de meest natuurlijke druk om ze te voldoen.
    • Behoeften met een hoge prepotentie zullen dus eerst tot op een redelijk peil vervuld worden voor hogere behoeften aan de orde komen.

Dit legt uit waarom bepaalde productcategorieën belangrijker worden naarmate men welvarender wordt.

Rokeach ontwikkelde een sterk gelijkend begrip, nl het concept ‘waarden’ en de indeling ervan.

Waarden = de mentale weergave van onderliggende of overeenkomstige behoeften.

Het is een stabiele overtuiging dat een gedragswijze of eindtoestand te verkiezen is boven andere eindtoestanden of gedragswijzen.

Hij onderscheidde instrumentele en eindwaarden.

Het zijn de eindwaarden die veel gelijkenis vertonen met fundamentele, aangeboren behoeftecategorieën waar voorgaande denkers van spraken.

In het spoor van Rokeach heeft Kahle 8 eindwaarden onderkend:

1) Zelfrespecht

2) Veiligheid

3) Innige relaties met anderen

4) Gevoelens van iets bereikt te hebben

5) Zelfvervulling

6) Gerespecteerd worden door anderen

7) Gevoel van erbij te horen

8) Plezier, pret, opwinding

Sheth, Newman & Gross publiceerden een theorie van consumptiewaarden.

Ze onderkenden 5 categorieën van consumptiewaarden:

1) Functionele waarden

Vb. bescherming door kleding tegen koude

2) Sociale waarden

Vb. maatschappelijke aanvaarding door het dragen van kledij die past bij de gelegeheid

3) Emotionele waarden

Vb. zich mannelijker of vrouwelijker voelen door de kledij die men draagt

4) Epistemische waarden

Vb. het opwekken en voldoen van nieuwsgierigheid vb door het bijwonen van een modeshow

5) Conditionele waarden

Uitzonderlijke, situatiegebonden extrawaarden van voorgaande types.

Vb. een kledingstuk blijkt door zijn samenstelling merkwaardig sterk en kreukvrij tijdens een uitzonderlijke stortbui.

Lees meer...

Behoeften en motieven

Behoefte = discrepantie tussen een ongewenste actuele situatie en een mogelijke situatie

Als het individu zich bewust is van de discrepantie: manifeste behoefte

  • Honger (candy bar,…)
  • Tandpijn (pijnstiller,…)
  • Sparen (spaarboekje,…)

Als het individu zich niet bewust is van de discrepantie: latente behoefte

  • Behoefte om zich te manifesteren (luxeproduct/-merk; opvallende design)
  • Behoefte om aanvaard te worden (merkkleding)
  • Behoefte om zich veilig bij anderen te voelen (alcohol drinken)

Aankoopmotivatie = de bij een individu bestaande drijvende kracht achter het handelen gericht op behoeftebevrediging, in dit geval de beweegreden voor de daadwerkelijke aankoop. Deze beweegreden kan zijn oorsprong vinden in:

  • Negatieve motivatie: problemen oplossen
  • Neutrale motivatie: tevredenheid continueren
  • Positieve motivatie: sensorische voldoening

Motivatie: ontstaat als een behoefte geprikkeld wordt die het individu wil bevredigen.

Wanneer een behoefte geselectederd wordt, ontstaat een spanningstoestand die het individu aanspoort om die spanning te verminderen of uit te schakelen.

Het vertrekpunt is dus een verschik tussen wens en werkelijkheid.

De behoeftespanning kan intern en extern geprikkeld worden:

  • Externe stimulans:

Vb. als ik voorbij de bakkerij loop en mijn eetlust wordt opgewekt

  • Interne stimulans:

Vb. ik kom niet voorbij de bakkerij maar krijg toch plots honger

Hoe groter het verschil tussen wens en werkelijkheid, hoe groter de behoeftespanning. Hoe groter het verschil tussen wens en werkelijkheid, hoe gemotiveerder ik ben tot handelen.

Er zijn verschillende soorten behoeften!

Lees meer...

Leerconstructen

Leren is een relatief permanente gedragswijziging als gevolg van ervaring en praktijk. (Dit verschilt van instinctief of toevallig gedrag.)

Leren kan slaan op:

  • Zichtbaar gedrag: aankoop van een nieuw merk
  • Onzichtbaar gedrag: het zich herinneren van een reclameslogan, nieuwe merknaam
  • Aan- of afleren: Een nieuw winkelpatroon voor dagdagelijkse producten ontwikkelen wijst op het aanleren van nieuwe en het afleren van oude gewoonten.

Soorten leren:

Cognitief leren

= verstandelijk leren

  • Analyse vergelijkende warentest in Testaankoop
  • Uitpluizen kenmerken wagens in automagazine

Klassieke conditionering

= proces waardoor een voorwaardelijke prikkel verbonden raakt met een voorwaardelijke reflex.

  • de hond van Pavlov. Deze leerde een beltoon in verband te brengen met voedsel.
  • Marlboro cowboy  Marlboro-roker denkt dat hij stoer en ruig is.

Operant leren

= versterken (reinforcement) van de band tussen bepaalde stimulans en reactie.

De consument legt een associatie tussen een bepaalde situatie en zijn gedrag als gevolg van de gunstige of ongunstige consequenties die dat gedrag meebrengt.

  • Marlboro roken  men voelt zich zelfzekerder onder vrienden (+)
  • Chocolade eten  humeur verbetert (+)
  • Marlboro roken  men hoort na jaren een rokershoestje bij het opstaan (-)
  • Chocolade eten  pukkels (-)

Sociaal leren

= leren van anderen

  • Roken/alcohol drinken omdat medestudenten dat doen
  • Buurman vertelt over nieuw type onkruidverdelger
  • Kledij BV’s

Bespreking van de volgende leerconstructen uit het Howard en Sheth model:

  • Behoeften en motieven
  • Aangeboren behoeften
  • Keuzecriteria
  • Aangeleerde behoeften
Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen