KENNISLEER
- Gepubliceerd in Psychologie
- Reageer als eerste!
Socrates zocht naar een algemene definities over termen over deugdzaamheid en deugdzaamheid op zich. Plato zocht algemene definities voor alle algemene termen (abstracte begrippen).
Socrates zocht naar een algemene definities over termen over deugdzaamheid en deugdzaamheid op zich. Plato zocht algemene definities voor alle algemene termen (abstracte begrippen).
Plato was de leerling van Socrates. Hij komt van een aristocratische familie. Hij was destijds ontgoocheld in de politiek, omdat Socrates ter dood gesteld werd. Filosofie moest ten dienste zijn van rechtvaardigheid, zowel individueel als in de staat. En deze rechtvaardigheid moest goed doen op zich zijn, en niet voor roem en glorie (zoals de traditionele Grieken dat deden). Plato is een zeer belangrijke figuur voor de Westerse filosofie … Whitehead: “De hele Europese filosofie is een voetnoot van de filosofie van Plato!”
1) abstracte concepten -> het zoeken naar het gemeenschappelijke van wat goed is.
2) Eerste psychotherapie -> De methode van Socrates was de elenchus, dialoog als vroedkunde. Hij geloofde dat ieder individu morele waarheid bezit, maar vaak onwetend. Door gesprekken, discussies te voeren met hen, probeerde hij deze morele waarheid tevoorschijn te halen. Vandaar dialoog als vroedkunde. Verkeerd aangeleerde gedachten probeerde hij via gesprek bloot te leggen.
3) bewustzijn -> nodig om van echte of ware kennis te kunnen spreken. Kennis moest je kunnen verantwoorden en echte kennis was verantwoordbare kennis. Deze gedachte over echte kennis werd later ook overgenomen door Plato en daarna ook door de Westerse filosofie. Zij zetten zich af van twee andere vormen van menselijke ideeën. De eersten zijn de dogmatische religies (ratio vs. openbaring). De tweeden zijn het boeddhisme en de romantiek, waarbij intuïtie (gevoelens) boven de ratio staan.
4) de menselijke motivatie. Iedereen is volgens hem een gelukszoeker. Hij stelde dat er een sterke band bestaat tussen deugd en eudaemonia (geluk). Dit is een stelling i.t.t. het christendom, want het christendom legt geen link tussen deugd en geluk. Daarnaast meldt Socrates dat kwaad doen een gevolg is van onwetendheid. Het christendom en Plato (zijn leerling) waren het hiermee eens.
Dit was volgens Socrates wel al een grote vooruitgang. Het was vooral beter dan denken dat je het wel weet, terwijl het niet zo is. Naarmate de discussies vorderen, verdwijnt deze lichte onwetendheid en komt de echte kennis tevoorschijn.
Socrates was tegen hoogmoed (hybris) en arrogantie, daarom wilde hij de sophrosyne (zelfcontrole) herstellen.
Socrates gebruikte zijn verstand voor in discussie te gaan. Hij wordt soms vergeleken met Christus; hij wou het zwakke in de mens boven halen. Hij was een provocateur, een nonconformist en een vragensteller. Hij stelde vragen over deugdzaamheid, schoonheid, moed, enz. Hij had een zoektocht naar ware deugdzaamheid (“het goede”).
Er was wel een gevaar voor het sofistisch humanisme; namelijk dat de wetten werden gemaakt door de zwakkere, maar talrijke burgers. Deze „onderdrukken‟ dan de sterke en superieure volk dat normaal het zwakkere volk beheerst. Nietzsche en Freud gingen hier later mee eens.