= de strategieën die we gebruiken om onze emotionele toestand tot een comfortabel niveau te brengen zodat
we onze doelen kunnen bereiken.
Heel belangrijk hierbij is bewuste controle (‘effortful control’), d.w.z. vrijwillig een dominante, maar minder gepaste emotionele reactie onderdrukken om een meer aangepaste emotionele reactie te vertonen. Dit neemt geleidelijk aan toe door:
- Ontwikkeling van de hersenschors
- Hulp van ouders
Individuele verschillen worden al snel duidelijk en zijn belangrijk voor aanpassing
(zie ook temperament: bewuste controle wordt gezien als een belangrijke dimensie hiervan)
In de eerste maanden is er slechts een beperkt vermogen om emoties te reguleren:
- Baby’s kunnen zich enkel wegdraaien
- Vooral afhankelijk van hun verzorgers
- 4 maanden: vaardigheid om aandacht te verleggen helpt het kind om de emoties te controleren
- Einde van het eerste jaar: kinderen kunnen kruipen en wandelen waardoor gevoelens kunnen gereguleerd worden door verschillende situaties te benaderen of er zich van te verwijderen.
- 2e levensjaar: voorstellingsvermogen (Piaget) en de vocabulaire om over gevoelens te praten neemt snel toe (“blij”, “verrast”, “bang”, “boos”, ...)
Verzorgers:
> Het is heel belangrijk dat verzorgers stressvolle ervaringen voor baby’s reguleren, want indien ze dit niet doen kunnen de structuren van de hersenen die stress buffert falen om fatsoenlijk verder te ontwikkelen wat resulteert in angstige, reactieve kinderen met een gereduceerde capaciteit om emoties te reguleren.
> Dragen bij tot stijl van emotionele zelfregulering van het kind
> Ouders leren aan wat sociaal aanvaard is in het uidrukken van gevoelens
- Meer bij jongens dan bij meisjes
- Positieve emoties vaker imiteren dan negatieven
> Er zijn buiten geslachtsverschillen ook cultuurverschillen: bij collectivistisch culturen is er minder emotie-expressie