Menu

Vroege omgeving

Home Observation for Measurement of the Environment (HOME) is een checklist om informatie te verzamelen over de kwaliteit van de thuisomgeving van kinderen door observatie en door interviews met de ouders.
Een fysieke omgeving die georganiseerd en stimulerend is en ouders die aanmoedigen, betrokken zijn en regelmatig affectie tonen voorspellen IQ bij baby’s en in vroege kindertijd, ongeacht SES of etniciteit. Het is heel belangrijk om te praten met baby’s en peuters.
De kwaliteit van de thuisomgeving (HOME) voorspelt IQ van het kind bovenop het effect van het IQ van de ouders en de opleiding. (dus niet enkel genetisch, ook omgeving speelt een rol !)

Lees meer...

Intelligentietests bij jonge kinderen

Bij jonge kinderen maken ze gebruik van het presenteren van stimuli i.p.v. vraag en antwoord. Deze testen gaan zich meestal richten op perceptuele en motorische reacties, maar nu ook steeds meer op vroege taal, probleemoplossen en sociaal gedrag.

Een vaak gebruikte test: Bayley Scales of Infant Development – Versie III. Ze omvatten:

> ‘Cognitive Scale’

> ‘Language Scale’

> ‘Motor Scale’

> ‘Social-Emotional Scale’

> ‘Adaptive Behavior Scale’

Intelligentietests voor kinderen en volwassenen worden op dezelfde manier berekend, namelijk door de intelligentie quotiënt (IQ) te berekenen. Deze score geeft weer om de prestatie van het kind op een intelligentietest te vergelijken met de prestaties van andere kinderen van dezelfde leeftijd.

Om een test te construeren gaat men normen berekenen waarmee in de toekomst anderen vergeleken worden:
- Ligt achter op ontwikkeling (< 100)
- Is gemiddeld inzake ontwikkeling (= 100) (= 50%)
- Loopt vooruit op ontwikkeling (> 100)

Deze normen (= resultaten van (grote groep) mensen op elke leeftijd) nemen de vorm aan van een normale of klokvormige verdeling :

(*) + 1x de standaarddeviatie
(-) + 2x de standaarddeviatie
2: In 2% van de gevallen doe je het beter dan de andere kinderen
98: In 98% van de gevallen doe je het beter dan anderen kinderen en in 2% van de gevallen doe je het minder goed dan andere kinderen.

Maar intelligentietests voor jongere kinderen zijn slechte voorspellers van latere intelligentie omdat:

> Intelligentie schommelt (longitudinaal onderzoek)

> Jongere kinderen snel afgeleid zijn

> Op jonge leeftijd tests andere inhoud hebben (meer motorisch)

Daarom worden scores op tests voor jonge kinderen ontwikkelingsquotiënten (OQ) genoemd.

Predictie iets hoger voor zeer laag scorende baby’s, daarom meestal gebruikt als screeningsinstrumenten (=opsporen van kinderen met problemen)

Omdat kindertesten voor de meeste kinderen geen voorspellingen geven van het IQ op latere leeftijd, hebben sommige onderzoekers gebruik gemaakt van taken uit de theorie van informatieverwerking gebruikt als meting van mentale mogelijkheden (bv. habituatie en herstel). Daarom is in de meest recente versie van de Bayley test ook habituatie en herstel, object-permanentie en categorisatie opgenomen.

Lees meer...

De sociale context van de vroege cognitieve ontwikkeling

De socioculturele theorie van Vygotsky heeft het idee dat de complexe mentale activiteiten (aandacht, geheugen, problemen oplossen) hun oorsprong vinden in sociale interacties.

De sociale contexten dragen dus bij tot de cognitieve ontwikkeling (zie hfst 1). Door mee te doen aan activiteiten met meer volwassen mensen in hun maatschappij worden kinderen bepaalde activiteiten de baas en denken ze op manieren die betekenis hebben in hun cultuur.

Dit komt door de zone van naaste ontwikkeling. Het verwijst naar een reeks van taken dat het kind nog niet zelf kan uitvoeren maar die het wel kan leren met de hulp van ervaren partners.

Meestal onderzocht bij oudere kinderen, meer recent ook bij baby’s en peuters:
bv. “duiveltje in een doosje” (“jack-in-the-box”)
Volwassenen worden gevraagd om met een kindje te spelen met het speelgoed “jack-in-the-box”. De eerste maanden proberen de volwassenen de aandacht van het baby’tje te trekken door het voor te doen en verbaasd te kijken wanneer het duiveltje uit de doos springt. Aan het einde van het eerste jaar, wanneer de motorische en cognitieve vaardigheden van het kindje verbetert zijn, gaan ze zich vooral richten op hoe het speelgoed gebruikt wordt. De volwassenen gaan het handje van het kindje leiden en op de draaiknop leggen en draaien. Gedurende het 2e jaar helpen de volwassenen vanop een afstand en maken gebruik van gebaren en verbale aanwijzingen, zoals het gebaar maken van een draaiende hand.

Culturele verschillen in sociale ervaringen, zelfs vanaf 2 jaar, beïnvloeden mentale strategieën. (bv. één activiteit zoals bij westerse kinderen vs. meerdere activiteiten tegelijk zoals bij Guatemala kinderen)

Dus eerder zagen we hoe kinderen en kleuters nieuwe schema’s creëren door te reageren op de fysieke wereld (Piaget) en hoe bepaalde vaardigheden beter ontwikkeld worden wanneer kinderen hun ervaringen efficiënter en betekenisvoller gaan presenteren (informatieverwerking). Vygotsky voegt er dus een derde dimensie aan toe door te benadrukken dat vele aspecten van de cognitieve ontwikkeling sociaal bemiddeld wordt
 We moeten deze 3 theorieën in een geheel bezien:
- Piaget: zelf leren
- Informatieverwerkingstheorie: geleidelijk leren
- Vygotsky: leren door sociaal contact met anderen

Lees meer...

Evaluatie van de bevindingen van informatieverwerking

Zijn grootste sterkte is eveneens ook zijn grootste probleem.

Voordeel:
Denken wordt nauwkeurig geanalyseerd in zijn verschillende componenten (bv. perceptie, aandacht, geheugen)

Nadeel:
Deze componenten worden later niet geïntegreerd in een brede, omvattende theorie over de ontwikkeling van het denken (was wel zo bij Piaget)

Mogelijke oplossingen:

> Combineer info-verwerkingstheorie met theorie van Piaget

> Dynamisch systeem-denken (‘dynamic systems theory’) (niet kennen voor examen)

Lees meer...

Categorisatie

  • Categorisatie helpt kinderen om zin te geven aan ervaringen
  • In de eerste maanden categoriseren baby’s stimuli op de basis van de vorm, grootte, kleur en andere fysieke eigenschappen.
  • Vanaf 6 maanden kunnen ze categoriseren op basis van 2 gecorreleerde kenmerken
    Bv. De vorm en de kleur van het alfabetletter
  • In het tweede jaar worden kleuters actieve categoriseerders.
  • Op 16 maanden kunnen ze objecten groeperen in één enkele categorie
    bv. als je ze 4 ballen en 4 blokken geeft, dan kunnen ze de 4 ballen in één categorie steken, maar niet de 4 blokken.
  • Vanaf 18 maanden kunnen ze objecten in 2 groepen categoriseren.

DUS:

  • Indrukwekkende perceptuele categorisatie in het 1e jaar

Conceptuele categorisatie in het 2e jaar

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen