Het sociaal handelen gaat uit van individuele handelende personen, die hun handelen afstemmen op dat van anderen. Daarom worden ze sociale actoren genoemd omdat ze elementen zijn die in staat zijn om over te gaan tot actie en reactie op andermans gedragingen.
Mensen zijn sociaal actief, zowel als bepalende factor voor andermans gedrag (mensen beïnvloeden mensen), alsook als receptieve factor (we worden in ons gedrag ook bepaald door anderen)
Om tot sociale actie over te gaan, moet het individu beschikken over 3 dingen:
1. Een sociale locatie, dit is de ruimtelijke dimensie van het sociaal handelen, die de plaats van een sociale actor bepaalt.
2. Een eigen vermogen, dat zijn de nodige capaciteiten om te reageren. Individuen reageren op het gedrag van anderen, maar ze moeten ook over een zeker actievermogen beschikken.
3. Een welbepaalde beschikbare informatie, die hij meedraagt en gebruikt om (inter)acties te stellen.
In sociologisch onderzoek is het belangrijk om rekening te houden met de verschillende niveaus van het menselijk handelen wat zich vertaalt in multilevel onderzoek. In sociologisch organisatieonderzoek dient de onderzoeker rekening te houden met de context waarin de medewerkers zich bevinden.
De sociale locatie krijgt in het sociaal handelen maar betekenis doorheen de relaties waarmee de sociale actor in een sociaal systeem treedt. Dit noemen we de sociale positie van een sociale actor, de plaats of de locatie van een actor in relatie met andere posities van een bepaald sociaal systeem.
Het bekleden van sociale posities wordt in de samenleving op een bepaalde wijze gereguleerd. We stellen vast dat dit kan gebeuren op basis van toewijzing of verwerving.