Menu

Structurerende kenmerken

= politieken en activiteiten in de organisatie, die het gedrag van de leden voorschrijven of beperken=coördinatie horizontale en verticale indelingen:

  • Formalisatie/Standaardisatie:
    • FORMALISATIE = voorschrijven wat de werknemers moeten doen
    • STANDAARDISATIE = voorschrijven hoe de werknemers het voorgeschrevene moeten doen
    • conformiteit = beperken van controle en persoonlijk toezicht mogelijk
  • Centralisatie:
    • CENTRALISATIE = formele beslissingsmacht geconcentreerd bij hoogste leiding
    • SUBSIDIARITEITSPRINCIPE = hogere niveau’s mogen zich niet inlaten met beslissingen die de lagere niveau’s ook kunnen nemen
      • werk lagere niveau’s aantrekkelijker
      • leiding kan zich richten op belangrijkste beslissingen
    • Mate van centralisatie ~ :
      • Omvang
      • Heterogeniteit
      • Omgeving
      • Specialisatie
      • Duurzaamheid activiteiten
Lees meer...

Structurele kenmerken

= beschrijven hoe organisatie is opgebouwd:

  • Horizontale organisatie-indeling:
    • Bevat eenheden waarin onderscheiden functies en taken op logische wijze worden gegroepeerd in beheersbare vorm (DEPARTEMENTALISATIE)
    • Departementaliseren:
      • Functionele indeling:
        • Gelijksoortige functies samenvoegen in functionele afdelingen
        • Grote mate van specialisatie
        • Voordelen:
          • Efficiëntie
          • Opleidingsbehoeften beter omschreven
          • Schaalvoordelen
          • Gevoel van samenhorigheid
        • Nadelen:
          • Eentonigheid
          • Rigiditeit
          • Lange communicatielijnen
          • Geen totaalvisie
      • Product indeling:
        • Groepering op basis van het product
        • Voordelen:
          • Snelle probleemsignalisering & oplossing
          • Betrokkenheid
          • Bredere vorming, minder eentonig
          • Korte communicatielijnen
          • Coördinatie binnen afdeling vlotter
        • Nadelen:
          • Minimum volume
          • Minder schaalvoordelen (=hogere kosten)
          • Mindere specialistisch
      • Geografische indeling:
        • Groepering volgens geografische plaats
        • Veronderstelt zeker volume en geografische verspreiding
        • Voordelen:
          • Lokale aanpassing
          • Korte communicatie naar klant
          • Lokale coördinatie
          • Betrokkenheid medewerkers
        • Nadelen:
          • Moeizame communicatie met “corporate”
          • Eigen (lokale) doelstellingen eerst
          • Te strike procedures van moederhuis
      • Markt indeling:
        • Groepering volgens markt-segment = segmentatie markt
        • Voordelen:
          • Klant centraal
          • Grondige kennis van de markt
          • Gerichter marktsignalen detecteren, analyseren en kanaliseren
          • Commerciële activiteiten gedijen uitstekend
        • Nadelen:
          • Te veel oog voor klant ipv op efficiëntie
          • Coördinatie tussen M-afdelingen
          • Tijdverlies door onderlinge twisten voor centrale diensten
          • Indien centrale arbiter = minder efficiëntie
      • Kanaal indeling:
        • Groepering volgens distributiekanaal
    • Geen beste indeling = contingentiebenadering noodzakelijk
    • Wel rekening houden met bepaalde aspecten:
      • Omvang bedrijf (klein = F; groot = P)
      • Aard activiteiten (bepaalde activiteiten best centraal = P)
      • Spreiding werkzaamheden (Groot volume & verspreiding = G)
      • Coördinatie activiteiten
  • Verticale organisatie-indeling:
    • Vastleggen hiërarchie of bevelstructuur (gezagsverhoudingen)
    • FORMELE ORGANISATIE = officiële organisatie
    • INFORMELE ORGANISATIE = feitelijk functioneren (schaduworganisatiestructuur)
    • Verticale indeling:
      • Lijnorganisatie: eenheid van bevel
        • Voordelen:
          • Grote mate van duidelijkheid en ondubbelzinnigheid
          • Taakafbakening
          • Taak chef overzichtelijk
          • Eenvoudige informatie/communicatiestructuur
          • Verticale promotiekansen
        • Nadelen:
          • Spanwijdte = optimaal bepaald door:
            • Capaciteit manager
            • Capaciteit medewerkers
            • Aard/moeilijkheid werk
            • Beschikbare technologie
            • Horizontale indeling
          • Lange communicatielijnen
          • Verstoringen en ruis
          • Overbelasting afdelingshoofden
          • Efficiëntie
      • Uitgebreide lijnstructuren:
        • Staffunctie:
          • Ondersteunen lijnfunctionaris in besluitvorming
          • Informatie verwerken/advies verstrekken
          • Geen lijnbevoegdheid
          • Deskundige
          • Voordelen:
            • Verbetering kwaliteit besluitvorming
            • Eenheid van bevel blijft
            • Lijnverantwoordelijke kan bezig houden met beleidsbeslissingen
          • Nadelen:
            • Niet productief meetbaar
            • Duur betaald
            • Leiden soms eigen leven
        • Hulpfunctie:
          • Ondersteunen primaire processen
          • Uitbesteedbaar
        • Functionele functie:
          • Wel verplichtingen opleggen aan lijnfunctionaris, doch onder andere directie
          • Beperkte omvang
          • Voordelen:
            • Snelle communicatie
            • Specialisten
            • Informatiedoorstroming (eis van conformiteit)
            • Grotere spanwijdte
          • Nadelen:
            • Tegenstrijdigheden
            • Geen eenheid van bevel
            • Teveel aan functies = overbelasting
      • Matrixorganisatie: Duaal leiderschap
        • Functionele structuur verzoenen met projectteamstructuur
        • Intense samenwerking tussen verschillende afdelingen vereist
        • Voordelen:
          • Flexibiliteit
          • Betere afstemming producten en diensten op klant
          • Korte communicatielijnen
        • Nadelen:
          • Dure vorm
          • Conflicten tussen loyaliteit functionele afdeling en team
          • Veel overleg en verzoening
Lees meer...

Inleiding

*ORGANISEREN = proces van regelen van mensen en andere middelen om samen een doel te bereiken.

*Organisatiestructuur<> raamwerk voor:

  • Taakverdeling opstellen
  • Functie definiëren
  • Coördineren
  • Continuïteit verzekeren
  • Transformatieproces vormgeven

*Taakopsplitsing: centraal binnen organisatiestructuur

*ORGANISATIEPRINCIPES = bepalen op welke wijze, waar en wanneer de activiteiten zullen verricht worden binnen de gekozen structuur  coördinatie centraal

*PROCEDURES = formele richtlijnen die moeten gevolgd worden om de processen te kunnen sturen, controleren en coördineren.

*Organiseren:

  • Differentiatie < >integratie
  • Taakopsplitsing < >coördinatie

*Contingentiebenadering: er is niet één beste manier van organiseren:

bepalen organisatiestructuur en functioneren  houden rekening met:

  • Gekozen strategie
  • Mensen en middelen
  • Stijl van leiding geven managers
  • Externe factoren

Goede organisatie <> grondvoorwaarden:

  • Kostenvoorwaarde (rationele doel): optimale efficiëntie
  • Bestuursvoorwaarde (interne processen): procesbeheersing
  • Sociale voorwaarde (human relations): jobtevredenheid
  • Flexibiliteitvoorwaarde (open systeem): veranderbaarheid en aanpasbaarheid aan wijzigingen

*Organisatie-dilemma: Differentiëren vs. Integreren

Lees meer...

Omgevingsanalyse met competitieve krachten-model van Porter

Verschillen in gemiddelde winstgevendheid bedrijfstakken

PORTER  vijfkrachten-model:

  • Hoe intenser de concurrentie binnen een bepaalde bedrijfstak is, hoe lager de gemiddelde winstgevendheid in de industrie zal zijn”
  • Concurrentie  5 samenstellende delen:
    • Intreders
    • Structurele onderhandelingsmacht van onderneming tegen klanten
    • Structurele onderhandelingsmacht van onderneming tegen leveranciers
    • Concurrentie van substituten
    • Concurrentie van concurrenten-in-enge zin
  • Mate van concurrentie in delen ~ macro-factoren: STEP:
    • Sociaal
    • Technologisch
    • Economisch
    • Politiek

Verhogen van potentiële winstgevendheid onderneming in Porter-model

Kenmerken bedrijfstakstructuur  potentiële winstgevendheid onderneming: SCP – Structure-Conduct-Performance-Paradigma:

  • Maatregelen verhogen potentiële winstgevendheid:
    • Intrededrempels
    • Verhogen onderhandelingsmacht tov klanten
    • Verhogen onderhandelingsmacht tov leveranciers
    • Verhogen performantie producten tov vervangproducten
    • Verkleinen intensiteit directe concurrentie

Lees meer...

Uitbouw van evenwichtige portefeuille product/marktcombinaties

Boston Consulting Group  model voor beoordeling portefeuille product/marktcombinaties van onderneming:

  • 2 criteria:
    • relatief marktaandeel:
      • = marktaandeel / gemiddelde 3 grootste concurrenten
    • industriegroei:
      • = industriegroei / groep BNP
  • 4 types:

marktaandeel/ industriegroei

Hoog

Laag

Snel

Sterren

Kas in: +++

Kas uit: +++

Vraagtekens

Kas in: -

Kas uit: +

Traag

Kaskoeien:

Kas in: +++

Kas uit: ---

Dogs:

Kas in: ---

Kas uit: +++

  • kaskoe:
    • genereuze middelenstroom
    • dogs:
      • verbruiken middelen
    • sterren:
      • brengen op
      • vragen om investeringen om positie te behouden
    • vraagtekens:
      • niet veel opbrengst
      • investeringen nodig
  • Optimaal: gegenereerde en verbruikte kasmiddelen in evenwicht
  • Levenscylus:
    • Vraagtekens  dogs (mislukking) of sterren (succes)
    • Sterren  kaskoeien
    • Kaskoeien  dogs of vraagtekens (nieuwe impuls)
Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen