Menu

Inhoudelijke aspecten van de managementprocessen

ENKELVOUDIG PERSPECTIEF = zich toeleggen op één bepaalde zienswijze

MEERVOUDIG PERSPECTIEF = hanteren van meerdere modellen en het beste gebruiken naargelang de situatie

ENKELVOUDIG PERSPECTIEF

MEERVOUDIG PERSPECTIEF

Rationele doel model

Interne processen model

Concurrerende waarden model

Human relations model

Open systeem model

Rationele doel model (1900-1930)

Hoofddoelstellingen: efficiëntie & productiviteit

Taylor à Scientific management:

  • Voor elke taak moet regel ontwikkeld worden die bestaat uit bewegingsregels, gestandaardiseerde arbeidsimplementaties en juiste –omstandigheden.
  • Voor elke taak moeten arbeiders op nauwkeurige wijze geselecteerd worden zodat de job hen past. Ook werkmiddelen moeten nauwkeurig gekozen worden.
  • De arbeiders moeten getraind worden om taak uit te voeren. Ze moeten ook gestimuleerd worden zodat ze de regels naleven.
  • Arbeiders moeten ondersteund worden door zorgvuldig hun werk te plannen en problemen tijdens het werk op te lossen.

Manager:

  • Maximale efficiëntie
  • Harde bestuurders
  • Streven naar maximale productiviteit
  • Planning, controle en standaarden

Interne processen model (1900-1930)

Nadruk op:

  • Informatieverwerking
  • Stabiliteit
  • Controle

Fayol à management kan worden aangeleer:

  • 5 essentiële taken:
    • Prévoir: bepalen strategisch beleid
    • Organiser: ontwerpen organisatiestructuur
    • Commander: delegeren & leiding geven
    • Coördonner: beheersen van processen in organisatie
    • Contrôler: bijsturen en evalueren
  • Principes voor succesvol management:
    • Arbeidsverdeling/-specialisatie
    • Gezag en verantwoordelijkheid
    • Discipline
    • Eenheid van bevel
    • Eenheid van leiding
    • Onderschikking van individuele belangen aan algemeen belang
    • Rechtvaardige en motiverende beloning
    • Optimum van centralisatie
    • Scalar principe
    • Orde in technische en sociale zin
    • Rechtvaardigheid en welwillendheid t.o.v. personeel
    • Werkzekerheid
    • Aanmoediging persoonlijk initiatief
    • Ontwikkeling “esprit de corps”

Weber à Bureaucratie is een ideale organisatievorm:

  • Kenmerken bureaucratie:
    • Duidelijke arbeidsverdeling
    • Duidelijke hiërarchie
    • Formele regels en procedures
    • Onpersoonlijkheid van besluitvorming
    • Carrière gebaseerd op verdienste
  • Voordelen:
    • Grote continuïteit (duidelijk omschreven taken, iedereen is vervangbaar)
    • Voorspelbaarheid van het gedrag

Human relations model (1930-1960)

Hawthorne-experimenten:

  • Niet alleen formele organisatie-aspecten zijn bepalend voor menselijk gedrag
  • Ook informele aspecten gaat gedrag in organisaties bepalen

HR-model:

  • Uitgangspunt: mensen zijn sociaal en streven naar zelfverwezenlijking
  • Doelen komen tot stand op basis van sociale interactie
  • Aan mensen moet aandacht worden geschonken
  • Manager vervult mentor-rol

Open systeem model (1960-1990)

Contingentie en open-systeem-denken:

  • Contingentie à iets hangt af van andere dingen
  • Open systeem à onderneming gedwongen voortdurend en snel aan omgeving aan te passen (bereidheid tot verandering en groei)
  • Innovatie & aanpassing à juiste middel van buitenaf worden aangetrokken
  • Steun van stakeholders
  • Flexibiliteit staat centraal

Concurrerende waarden model (1990-…)

Management is het vinden van evenwichten:

  • Hantering van meerdere modellen
  • Quinn & Rohrbauch: bestaande modellen passen in 3D-set van concurrerende waarden:
    • Flexibiliteit ßà controle
    • Interne focus ßà externe focus
    • Doelen ßà middelen
  • Goed management ~ situatie à bedienen van meest geschikte model of combinaties

Lees meer...

Managementperspectieven

ENKELVOUDIG PERSPECTIEF = zich toeleggen op één bepaalde zienswijze

MEERVOUDIG PERSPECTIEF = hanteren van meerdere modellen en het beste gebruiken naargelang de situatie

ENKELVOUDIG PERSPECTIEF

MEERVOUDIG PERSPECTIEF

Rationele doel model

Interne processen model

Concurrerende waarden model

Human relations model

Open systeem model

Rationele doel model (1900-1930)

Hoofddoelstellingen: efficiëntie & productiviteit

Taylor à Scientific management:

  • Voor elke taak moet regel ontwikkeld worden die bestaat uit bewegingsregels, gestandaardiseerde arbeidsimplementaties en juiste –omstandigheden.
  • Voor elke taak moeten arbeiders op nauwkeurige wijze geselecteerd worden zodat de job hen past. Ook werkmiddelen moeten nauwkeurig gekozen worden.
  • De arbeiders moeten getraind worden om taak uit te voeren. Ze moeten ook gestimuleerd worden zodat ze de regels naleven.
  • Arbeiders moeten ondersteund worden door zorgvuldig hun werk te plannen en problemen tijdens het werk op te lossen.

Manager:

  • Maximale efficiëntie
  • Harde bestuurders
  • Streven naar maximale productiviteit
  • Planning, controle en standaarden

Interne processen model (1900-1930)

Nadruk op:

  • Informatieverwerking
  • Stabiliteit
  • Controle

Fayol à management kan worden aangeleer:

  • 5 essentiële taken:
    • Prévoir: bepalen strategisch beleid
    • Organiser: ontwerpen organisatiestructuur
    • Commander: delegeren & leiding geven
    • Coördonner: beheersen van processen in organisatie
    • Contrôler: bijsturen en evalueren
  • Principes voor succesvol management:
    • Arbeidsverdeling/-specialisatie
    • Gezag en verantwoordelijkheid
    • Discipline
    • Eenheid van bevel
    • Eenheid van leiding
    • Onderschikking van individuele belangen aan algemeen belang
    • Rechtvaardige en motiverende beloning
    • Optimum van centralisatie
    • Scalar principe
    • Orde in technische en sociale zin
    • Rechtvaardigheid en welwillendheid t.o.v. personeel
    • Werkzekerheid
    • Aanmoediging persoonlijk initiatief
    • Ontwikkeling “esprit de corps”

Weber à Bureaucratie is een ideale organisatievorm:

  • Kenmerken bureaucratie:
    • Duidelijke arbeidsverdeling
    • Duidelijke hiërarchie
    • Formele regels en procedures
    • Onpersoonlijkheid van besluitvorming
    • Carrière gebaseerd op verdienste
  • Voordelen:
    • Grote continuïteit (duidelijk omschreven taken, iedereen is vervangbaar)
    • Voorspelbaarheid van het gedrag

Human relations model (1930-1960)

Hawthorne-experimenten:

  • Niet alleen formele organisatie-aspecten zijn bepalend voor menselijk gedrag
  • Ook informele aspecten gaat gedrag in organisaties bepalen

HR-model:

  • Uitgangspunt: mensen zijn sociaal en streven naar zelfverwezenlijking
  • Doelen komen tot stand op basis van sociale interactie
  • Aan mensen moet aandacht worden geschonken
  • Manager vervult mentor-rol

Open systeem model (1960-1990)

Contingentie en open-systeem-denken:

  • Contingentie à iets hangt af van andere dingen
  • Open systeem à onderneming gedwongen voortdurend en snel aan omgeving aan te passen (bereidheid tot verandering en groei)
  • Innovatie & aanpassing à juiste middel van buitenaf worden aangetrokken
  • Steun van stakeholders
  • Flexibiliteit staat centraal

Concurrerende waarden model (1990-…)

Management is het vinden van evenwichten:

  • Hantering van meerdere modellen
  • Quinn & Rohrbauch: bestaande modellen passen in 3D-set van concurrerende waarden:
    • Flexibiliteit ßà controle
    • Interne focus ßà externe focus
    • Doelen ßà middelen
  • Goed management ~ situatie à bedienen van meest geschikte model of combinaties

Lees meer...

Het managementproces

MANAGEMENT = alle processen waarmee de organisatie wordt geleid naar het bepalen en bereiken van de doelstellingen.

MANAGEMENTPROCES = besturingsproces in functie van strategische, organisatorische en operationele beslissingen.

MANAGERS = leden van de organisatie die het handelen van anderen in een organisatie op gang brengen en sturen in richting van bereiken doelstellingen.

Lees meer...

Diversificatie

DIVERSIFICATIE = bedrijfsproces dat realiseren van een afzet van een diversiteit aan producten aan heel diverse markten

Doelstellingen:

  • Versterking competitief voordeel door:
    • Kostenbesparing (scale/scope)
    • Verhoging differentiatie
  • Risico-spreiding qua:
    • Markten
    • Technologieën
    • Financiële stromen
    • Competitieve vereisten
  • Stabilisatie kasstromen
  • Realisatie van groei-objectieven op niet bedreigende wijze en in mature markten
  • Verhogen intrededrempels
  • Verlagen uittrededrempels
  • Persoonlijke doelstellingen (macht)
Lees meer...

Verticale integratie

TECHNISCHE EFFICIËNTIE = onderneming gebruikt kostendrukkende productietechnieken

AGENTEFFICIËNTIE = mate waarin de productie- en administratiekosten van een onderneming toenemen door transactie- en coördinatiekosten, voortspruitend uit een marktrelatie en de agent- of lobbyingkosten die voorspruiten uit interne organisatie.

Verticale organisatie àwanneer:

  • Kosten verbonden aan zelf ontwikkelen productieactiviteiten < kost van gebruik marktrelaties
  • Mogelijkheden onderaannemers voor schaal/bereikeconomieën zijn beperkt
  • Bedrijfsmiddelen die geïnvesteerd worden zijn relatiespecifiek
  • Marktactiviteiten zijn groter naarmate schaal bedrijf groter is

PARTIËLE INTEGRATIE = partners investeren in relatiespecifieke middelen maar doen voor andere zaken beroep op marktuitwisseling

Lees meer...

Transactiekosten bij marktrelaties

TRANSACTIEKOSTEN = kosten m.b.t. afstemming vraag en aanbod

(bij ondernemingsrelatie: controlekosten en coördinatiekosten)

Keuze (hoe meer van onderstaande, hoe beter onderneminsrelatie):

  • Onzekerheid
  • Frequentie van transacties
  • IDIOSYNCRATISCHE INVESTERINGEN
    • = investeringen die noodzakelijk zijn in het kader van de relatie tussen 2 partners, maar die daarbuiten geen nut hebben.
    • Quasi-rente = vergoeding voor het uitvoeren van de transactiespecifieke investering
    • Hold-up = partner die investeringen heeft gedaan wordt in nauw gedreven door andere partner
      • àstijging transactiekosten:
        • Meer onderhandelingen
        • Opvangmogelijkheden voorzien
        • Wantrouwen ontstaan
        • Partijen met hold-up bedreigd, zullen minder geneigd zijn om verder in relatiespecifieke middelen te investeren à optimale productiekost kan niet worden bereikt
      • Oplossen door verticale integratie:
        • Interne organisatie van transactie schept bijkomende mogelijkheden
        • Interne transacties zijn herhaaldelijk à schept vertrouwen
        • Sociologische en bedrijfsculturele invloeden leiden bedrijfsinterne partijen tot samenwerking

Contracten spelen belangrijke rol bij transacties:

  • Specificeert alle rechten en plichten
  • Sluit opportunisme uit
  • In praktijk niet altijd compleet, wegens beperktheid menselijke ratio en gebrek aan objectieve criteria en metingen.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen