Menu

Methoden om cultuur te bestuderen

(1) Cross-cultureel onderzoek

  • Welke benadering onderzoekers hier gebruiken hangt af van hun doelen
  • Soms zijn onderzoekers geïnteresseerd in karakteristieken waarvan ze zeggen dat ze universeel zijn, maar die toch in zekere mate afhangen van de maatschappij
    Bv. Zijn ouders warmer of directer in sommige culturen dan andere?
    Hoe sterk zijn genderstereotypes in verschillende landen?
  • In elke instantie zullen verschillende culturele groepen vergeleken worden, en alle participanten moeten ondervraagd en geobserveerd worden op dezelfde manier!

(2) Etnografische methode

  • Een beschrijvende, kwalitatieve techniek
  • Niet een individu maar een cultuurgroep
  • Het is erop gericht een cultuur of een opvallende sociale groep de begrijpen door participerende observatie
  • De onderzoekers gaan maanden en soms jaren wonen bij die cultuurgroep en deelnemen aan hun alledaagse leven.
  • Nadelen:
    • Sommige hebben de neiging selectief te observeren
    • Men kan wat men ziet fout interpreteren

Samenvatting:

Methode

Beschrijving

Pluspunten

Minpunten

Systematische observatie

Naturalistische observatie

Observatie van gedrag in de natuurlijke context

Reflecteert het alledaagse leven van de participanten

Geen controle over de condities waarin parcipanten worden geobserveerd

Gestructureerde observatie

Observatie van gedrag in een laboratorium, waarbij de condities dezelfde zijn voor alle participanten

Laat aan elke deelnemer dezelfde kansen om het gedrag of interesse te tonen

Levert geen observaties op van het typische gedrag van participanten in het alledaagse leven

Zelfrapportering

Klinisch interview

Flexibele manier van interviewen waarbij de onderzoeker een complete verklaring van de gedachten van de participanten bekomt.

Komt zo dicht mogelijk bij de manier waarop participanten denken in het alledaagse leven. Heel wat informatie kan zo verkregen worden op een korte tijd.

Kans dat het niet resulteert in betrouwbare informatierapportering. Flexibele procedures maakt het moeilijk om de antwoorden van individuen te vergelijken.

Gestructureerd interview

Zelfrapporterings-instrumenten waarbij aan elke participant dezelfde vragen worden gesteld op dezelfde manier

Laat toe om de antwoorden van participanten te vergelijken en efficiënt data te verzamelen. Onderzoekers kunnen alternatieve antwoorden specifiëren waar participanten niet aan zouden denken in een open interview.

Houdt niet hetzelfde soort informatie in als het klinisch interview. Responsen kunnen nog steeds inaccuraat zijn.

Klinische methode

Een volledig beeld van iemands psychologisch functioneren, verkregen door interviews te combineren, observaties en 'test scores'.

Levert rijke, beschrijvende inzichten in factoren die de ontwikkeling kunnen beïnvloeden.

Kan bevooroordeeld zijn door de theoretische voorkeuren van de onderzoekers. Bevindingen kunnen niet toegepast worden om andere participanten.

Etnografie

De observatie van een individu van een bepaalde cultuur of uitgesproken sociale groepen. Dit door het maken van uitgebreide nota's in het veld. De onderzoeker gaat trachten de unieke waarden en sociale processen van die cultuur te vatten.

Biedt een grondigere en accuratere beschrijving dan kan bereikt worden door één enkel observatiebezoek, interview of vragenlijst.

Kan bevooroordeeld zijn door de waarden en theoretische voorkeuren van de onderzoeker. Bevindingen kunnen niet toegepast worden op andere individuen dan degene die tot die cultuur behoren.

Lees meer...

Klinische methode (gevalsstudie)

  • Brengt veel informatie over 1 persoon samen
  • Maakt gebruik van interviews, observaties en soms testresultaten
  • Het doel is om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van het psychologisch functioneren van een bepaald persoon en de ervaringen die hen zover gekregen heeft.
  • Deze methode is heel geschikt in het bestuderen van de ontwikkeling van bepaalde types van individuen waarvan er maar weinigen zijn en die heel sterk variëren in karakteristieken.
  • Bv. Extreem getalenteerde kinderen die de competentie van een volwassene hebben voor de leeftijd van 10 jaar.
  • Nadeel:
    • Informatie wordt vaak onsystematisch verzameld en is subjectief
    • Onderzoekers kunnen niet veralgemenen
Lees meer...

Zelfrapportering

Deze techniek tracht een inzicht te krijgen in de percepties, gedachten, mogelijkheden, gevoelens, attitudes, geloof en vroegere ervaringen.

Mogelijk op 2 manieren:

  • Klinisch interview
  • Onderzoekers maken gebruik van een flexibele stijl, zoals in een gesprek.
  • Voordelen:
    • Het laat mensen toe om hun gedachten weer te geven in termen die dicht aansluiten bij de manier waarop ze denken in het alledaagse leven.
    • Het kan een groot aantal informatie leveren in een relatief korte periode
    • Nadelen:
      • we krijgen niet altijd een waarheidsgetrouwe rapportering
        • Sommige mensen willen naar de mond van de onderzoeker praten, d.w.z. zeggen wat ze denken dat de onderzoeker wil horen.
        • Sommige hebben problemen met dingen te herinneren
        • Sommigen kunnen hun gedachten en gevoelens niet goed onder woorden brengen.
  • De flexibiliteit kan een probleem vormen: wanneer aan elke participant andere vragen worden gesteld, wordt het moeilijk om de participanten te gaan vergelijken.

  • Gestructureerd interview
  • Iedere participant krijgt dezelfde vragen op dezelfde manier

Nadeel: ze krijgen nog steeds te maken met onwaarheidsgetrouwe informatie

Lees meer...

Systematische observatie

Mogelijk op 2 manieren:

(1) Naturalistische observatie

  • = Observatie in het veld, in de natuurlijke omgeving
  • Nadeel: Weinig controle
  • Voordeel: Men kan het alledaags gedrag observeren en zien

(2) Gestructureerde observatie

  • = Observatie in labo (opgezet gedrag)
  • Voordeel: meer controle
  • Nadeel: labo-gedrag ≠alledaags gedrag

Systematische observatie levert onschatbare informatie over hoe kinderen en volwassenen zich werkelijk gedragen, maar vertelt ons weinig over de redenering die daarachter zit. Hiervoor moeten we gebruik maken van zelfrapportering technieken:

Lees meer...

Ecologisch systeemtheorie

  • = persoon ontwikkelt zich in een complex systeem van relaties en is beïnvloed door verschillende niveaus van
    omgeving.
  • Recent heeft Bronfenbrenner zijn perspectief gekarakteriseerd als bio-ecologisch model
  • Het microsysteem:
  • = Activiteiten en interacties in de onmiddellijke omgeving (gezin, leeftijdsgenoten, school)
  • Werkt in twee richtingen = bidirectioneel
    Bv. Ouder beïnvloeden het gedrag van de kinderen, maar de kinderen beïnvloeden eveneens de ouders
  • Andere individuen in het microsysteem tasten de kwaliteit van elke tweepersoonsrelatie aan.
    Bv. Wanneer beide ouders elkaar aanmoedigen in de rol dat ze hebben t.o.v. het kind, dan worden ze beide beter in het ‘parenting’. Daarentegen wanneer er een huwelijksconflict is dan hangt dat samen met inconsistente discipline en vijandige reacties tegenover het kind. Dit heeft tot gevolg dat kinderen vijandiger worden en zowel de ouders als het kind gaan eronder leiden.
  • Het mesosysteem:
  • = Verbindingen tussen de microsystemen (ouders – school)
  • Bv. Academische vooruitgang van het kind hangt niet enkel af van de activiteiten die plaatsvinden in het klaslokaal, maar ook van de betrokkenheid van de ouders in het schoolleven en in welke mate het academisch leren thuis wordt overgedragen.
  • Bv. Hoe goed een persoon functioneert als echtgenoot / echtgenote en ouder thuis heeft ook een effect op de relaties op het werk en vice versa.
  • Het exosysteem:
  • = Sociale contexten die het kind niet omvatten, maar die toch invloed hebben op de onmiddellijke omgeving
  • Bv. Formele organisaties zoals community health, welfare services, board of directors
  • Bv. Informeel zoals het sociale netwerk van de ouders
  • Het macrosysteem:
  • Geen specifieke context
  • Culturele waarden, wetten, gebruiken en hulpbronnen
  • Voorbeeld van hulpbronnen zijn een goede kinderopvang.
  • Het chronosysteem:
  • Het tijdsdimensie van het model (niet in figuur)
  • De omgeving verandert altijd (door de omgeving of individu)
  • Vergelijken en evalueren van theorieën
  • 3 hoofdzaken:
  • Theorieën richten zich op verschillende domeinen van ontwikkeling
  • Iedere theorie heeft opvatting over 3 basisvragen
  • Alle theorieën hebben voor- en nadelen

Theorie

Continue of discontinue ontwikkeling?

Één manier van ontwikkeling of meerdere?

Relatieve beïnvloeding van nature of nurture?

Psycho-analytische visie

Discontinue: Psychoseksuele en psychosociale ontwikkeling verloopt in stadia

Één manier: stadia worden verwacht universeel te zijn

Beide: Vroege ervaringen geven richting aan de latere ontwikkeling.

Behaviorisme en sociaal leren

Continue: Ontwikkeling houdt een verhoging van geleerd gedrag in

Meerdere: Gedragingen die bekrachtigd werden en gemodeleerd verschillen van persoon tot persoon

Nurture: Ontwikkeling is het resultaat van conditionering en model-leren. Zowel de vroege als late ervaringen zijn belangrijk.

Piaget's cognitieve ontwikkelings-theorie

Discontinue: Cognitieve ontwikkeling verloopt in stadia

Één manier: zie boven

Beide: Ontwikkeling komt voor wanneer het brein groeit en de kinderen hun innerlijke drive trainen om de realiteit te ontdekken in een algemeen stimulerende omgeving. Zowel de vroege als late ervaringen zijn belangrijk.

Informatie-verwerking

Continue: Kinderen en volwassenen verbeteren geleidelijk in waarneming, aandacht, geheugen en probleem oplossende vaardigheden

Één manier: de veranderingen die bestudeerd zijn karakteriseren de meeste of alle kinderen en volwassenen

Beide: Kinderen en volwassenen zijn actief, 'sense-making beings' die hun denken modifiëren als het brein groeit en ze te maken krijgen met nieuwe omgevingseisen. Zowel de vroege als late ervaringen zijn belangrijk.

Ethologie en evolutionaire ontwikkelings-psychologie

Beide: Kinderen en volwassenen ontwikkelen geleidelijk een groter bereik van adaptieve gedragingen. Gevoelige periodes komen voor waarin kwalitatief onderscheiden capaciteiten relatief plots verschijnen

Één manier: Adaptieve gedragingen en gevoelige periodes zijn van kracht voor alle leden van een bepaalde soort

Beide: Evolutie en erfelijkheid beïnvloeden het gedrag, en leren leent een grotere aanpassing. In gevoelige periodes, vroege ervaringen geven richting aan de latere ontwikkeling.

Vygotsky's socioculturele theorie

Beide: Taalontwikkeling een naar school gaan leidt tot stapsgewijze veranderingen. Dialogen met meer ervaren leden van de maatschappij leidt ook tot continue veranderingen die variëren naargelang cultuur.

Meerdere: Sociaal gemedieerde veranderingen in gedachten en gedrag variëren naargelang cultuur

Beide: Erfelijkheid, de groei van het brein en dialogen met meer ervaren leden van de maatschappij dragen bij aan de ontwikkeling. Zowel de vroege als de late ervaringen zijn belangrijk

Ecologische systeemtheorie

Niet gespecifieerd

Meerdere: Biologische disposities gaan samen met omgevingsfactoren op meerdere niveaus om zo de ontwikkeling te vormen op een unieke manier

Beide: De karakteristieken van het individu en de reacties van anderen hebben invloed op elkaar op een bidirectionele manier. Zowel de vroege als late ervaringen zijn belangrijk.

Levensloop-perspectief

Beide: Conintue voor- en achteruitgang, stapsgewijze ontdekkingen van nieuwe vaardigheden.

Meerdere: ontwikkeling wordt beïnvloed door verscheidene, 'interacting' biologische, psychologische, en sociale krachten. Vele waarvan ze variëren van persoon tot persoon en die leiden tot verschillende wegen van verandering.

Beide: Ontwikkeling is multidimensioneel, beïnvloed door een complexe mix van erfelijkheid en omgevingsfactoren. Plasticiteit wordt benadrukt op alle leeftijden. Zowel vroege als late ervaringen zijn belangrijk.

Bestuderen van de ontwikkeling

  • In elke wetenschap is onderzoek meestal gebaseerd op een voorspelling over gedrag gehaald uit de theorie. Wij noemen dit een hypothese!
  • Onderzoek verloopt in verschillende stappen:
  • Beslissen hoeveel en wie deelnemers zullen zijn
  • Wat wordt er aan hen gevraagd om te doen? Wanneer? Waar? Hoeveel keer?
  • Onderzoeken en conclusies trekken uit de data
  • Heel belangrijk is een onderzoeksopzet (‘design’)
    = Algemeen plan van onderzoek dat beste toets van hypothese mogelijk maakt.
Lees meer...

Socioculturele theorie van Vygotsky

= focussen op hoe de cultuur wordt overgedragen naar de volgende generatie. Volgens Vygotsky is sociale interactie noodzakelijk voor kinderen om de manier van denken en hoe ze zich moeten gedragen zoals de cultuur het van hen verwacht, te verwerven.

Cultuur = waarden, overtuigingen, gewoonten, vaardigheden van sociale groepen
Sociale interactie = samenwerken en dialogeren met mensen die meer weten

De cognitieve ontwikkeling is een sociaal gemedieerd proces (steun van anderen) (komt niet overeen met Piaget)
Wat wel overeenstemt met Piaget is dat beiden kinderen zien als actieve, constructieve wezens.

Verschillende culturen selecteren andere taken die kinderen moeten leren!
Bv. leren lezen, leren weven, leren verkopen, ...

Pluspunt: Kinderen ontwikkelen unieke vaardigheden in elke cultuur
Minpunt: Verwaarloost biologische invloeden en eigen bijdrage tot ontwikkeling

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen