Menu

Populatie

Epidemiologische onderzoek

KLP richt zich tot kinderen, adolescenten, ouderen, gezinnen waarin abnormaal gedrag (mentale stoornis) voorkomt.

Om zicht te krijgen op deze populatie is een veelzijdig epidemiologisch onderzoek uitgevoerd; dit is
onderzoek naar het voorkomen en de evolutie van stoornissen in een bepaalde bevolkingsgroep.

-> Onderzoek: gezondheidsenquête dmv interview door Demarest, Van der Heyden, et. al.

=> Mentale problemen worden in dit onderzoek omschreven als een chronisch en recurrent disfunctioneren vd gedachten, de emoties, de houding tov anderen en/of de relaties met andere.

=> Mentale problemen veroorzaken het lijden of vertegenwoordigen een handicap op een of meerdere domeinen vh dagelijks leven.

Ze situeren zich op een continuüm met aan het ene uiterste zware psychologische syndromen die veelal organisch van oorsprong zijn en aan het andere uiterste extreme gevoelens van stress en ontevredenheid.

=> Mechanismen die de oorzaak zijn van mentale problemen zijn divers en complex:
- samenspel tss organische, psychologische en sociale factoren bepaalt het zich voordoen, de
aard en de evolutie van het probleem
- ontstaan hangt samen met gebeurtenissen in het leven
- veranderingen in levensstijl en snelle sociale veranderingen spelen ook een rol

=> Vaststelling:
- aantal personen dat mentale problemen heeft is groot (25%had ooit psychisch ongemak)
- WGO (wereld gezondheidsorganisatie) verwacht een exponentiële toename

=> Gevolgen op het domein van fysieke en sociale gezondheid:
- sociale gezondheid: isolatie
- fysieke gezondheid: aandoeningen, ongezonde levensstijl

Prevalentie van mentale stoornissen


25% (1/4) meldt op het moment vd enquête psychisch ongemak!

Geslacht:

- vrouwen zijn meer vatbaar dan mannen
- vrouwen op vroegere leeftijd dan mannen
- vrouwen hebben meer specifieke problemen

Leeftijdsgroepen:

- alle groepen evenveel psycho-affectieve problemen (ongemak, depressie, angst)
- oudere groepen meer somatische problemen, slaapproblemen en medicatie

SES:

- lager geschoolden hebben iets frequenter mentale problemen

Urbanisatiegraad:

- gn onderscheid

Gewest:

- nauwelijks verschillen
- Vlaams gewest is iets beter

Lees meer...

Normaal - Abnormaal

Onderscheid
Rosenhan & Seligman (1989): 7 factoren die bepalen of gedrag als abnormaal wordt beschouwd

  • hoe meer van die factoren aanwezig + hoe duidelijker op de voorgrond, hoe eensgezinder mensen in hun beoordeling
  • ten minste één van die aspecten als men van abnormaliteit zou spreken

1) Persoonlijk lijden

  • Gn voldoende voorwaarde, want psychische stoornis gaat nt altijd met lijden gepaard

2) De (dis)functionaliteit van het gedrag

  • mate waarin het gedrag het dagelijks functioneren en welbevinden vh individu beïnvloedt
  • disfunctionele gedragingen = ze belemmeren het individuele functioneren

3)Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag

  • andere mensen kunnen er geen logica of zin in ontdekken => abnormaal

4) Onvoorspelbaarheid en controleverlies

  • mensen hebben de behoefte om hun leven te beheersen/ controleren, dit kan enkel dr een voorspelbare omgeving
  • in onvoorspelbare omgeving: kwetsbaar en bedreigd

=> beoordeling als abnormaal is hier afh vd situatie

  • 2 typen situaties waarin gedrag dikwijls als controleverlies zal worden geïnterpreteerd:

*situatie waarin de regels die gewoonlijk het gedrag sturen, nt meer werkzaam zijn
*situaties waarin de toeschouwer de oorzaak of de aanleiding vh gedrag dat hij
waarneemt nt kent

  • gn reden om psychische stoornis te veronderstellen


5) Opvallend en onconventioneel gedrag

  • vaak gebruiken mensen hun eigen gedrag als maatstaf bij het beoordelen vh gedrag vananderen -> als het gedrag van anderen afwijkt van hun gedrag -> abnormaal

=> het gedrag hoeft niet pathologisch te zijn

6) Gedrag dat een ongemakkelijk gevoel bij andere teweegbrengt

  • wnr iemand gedrag vertoont waarmee de ongeschreven regels in een bepaalde cultuur worden overschreden, dan kan dat bij de ander een gevoel van ongemak geven

=> gedrag als abnormaal beschouwen impliciete sociale verwachtingen

7) Het overtreden van morele normen

  • obv opvattingen over hoe mensen zich zouden moeten gedragen iemand als normaal/ abnormaal bestempelen

Definitie abnormaal


Abnormaal =

  • abnormaal gedrag veroorzaakt significant lijden bij de betrokkene of bij de mensen uit de omgeving
  • het tast het functioneren (beroepsmatig en sociaal) vd betrokkene in belangrijke mate aan
  • er is sprake van een significant toegenomen risico om dood te gaan, pijn te lijden of de persoonlijke vrijheid te verliezen (ontoerekeningsvatbaar)

Opgelet: 3 uitsluitende omstandigheden (om te voorkomen dat de definitie een instrument zou worden van sociale repressie)

Men spreekt niet van een mentale stoornis als …
* een te verwachten en cultureel aanvaarde reactie op een bepaalde gebeurtenis
(bv. rouwproces)
* langdurig deviant gedrag van politieke, religieuze of seksuele minderheden
(bv. lid van greenpeace, homoseksualtiteit)
* uitvloeisel van conflicten tss individu en m’ij
(bv. excentrieke kunstenaars die hun emoties in kunst uitdrukken)

Modellen: normaal vs abnormaal

≠ modellen die uitspraken mogelijk maken over het onderscheid tss normaal en abnormaal gedrag

1) STATISTISCH MODEL
- Uitganspunt: menselijke eigenschappen zijn min of meer normaal verdeeld
- Abnormaal = extreem hoge of lage scores op de schaal

-> heeft slechts een statistische betekenis (gemiddelde, SD, …)
=> Het statistisch model is een dimensionele benadering van psychopathologie, dit houdt in dat de
stoornis op een continuüm moet bekeken worden

Problemen:
- Grens?
- Nt alles is normaal verdeeld (bv. genderstoornis)
- geen onderscheid volgens wel – geen lijden
=> Het statistisch model is een goed model zolang de eigenschap normaal verdeeld is!
Bv. intelligentie, angst

2) MEDISCH MODEL
Uitgangspunt: oorzaken van psychische stoornissen moeten gezocht worden in de onderliggende mechanismen

Volgens de aanhangers van het ziektemodel zijn psychische stoornissen te vergelijken met somatische stoornissen en dus best te verhelpen dr de onderliggende mechanismen te bestrijden.

De grens tussen normaal en abnormaal kan dus duidelijk getrokken worden, want er is een aantoonbare lichamelijke aandoening.

Uitgangspunt: - therapeut is de deskundige
- patiënt wordt op één of meerder aspecten van zijn functioneren als ziek beschouwd
- therapeut spoort de oorzaak op en stelt een diagnose, de patiënt is daarbij enkel
nodig om info te geven over zijn klachten
- therapeut stelt een therapieplan op dat idealiter tot genezing leidt

Kritiek:
- patiënt is passief: kan niets doen aan de stoornis
- bij veel psychische stoornissen is er nog geen eenduidig onderliggend mechanisme aangetoond
- de termen ‘ziekte’ en ‘therapie’ werken stigmatisering in de hand -> self-fulfilling prophecy

MAAR: het model biedt wel aanknopingspunten voor het antwoord op de vraag waar de grens ligt,
maar alleen zover er een duidelijke somatische oorzaak aan de basis vd psychische stoornis ligt.

3) LEERMODEL
Het leermodel geldt voor stoornissen zonder duidelijke organische stoornis.
=> Verklaring: stoornissen zijn ontstaan door verkeerd gelopen leerprocessen

Persoonlijk bepaling uitvoering vermindering probleem leerdoel programma probleem vh kind in overleg vh kind kind past toe

In dit schema :
- zijn er ook 2 partijen, nl. therapeut en cliënt.
- De uitgangssituatie wordt hier nt beschreven als ziekte of abnormaliteit, maar als persoonlijk
probleem.
- Er wordt ook nt gesproken van een diagnose, maar van een leerdoel.
- de uitkomsten van dit onderzoek worden nt geformuleerd in termen van stoornissen, maar wel in
termen van vaardigheidstekorten.

Voordelen:
- de kans op stigmatisering is kleiner
- cliënt is met zijn problemen nt meer passief
- het criterium dat wordt gebruikt ter afgrenzing van ziekte of gezondheid is de eigen
verantwoordelijkheid of aanspreekbaarheid

Nadelen:

het is enkel bruikbaar wanneer er een eigen verantwoordelijkheid is, wnr dit nt het geval is, geeft
men de voorkeur aan het medisch model.

Opm: het leermodel is een reactie tegen het medisch model.

Lees meer...

Inleiding in de klinische psychologie

Definitie

De term ‘klinisch’

Klinische psychologie
-> subdiscipline
=> andere subdisciplines: - A&O

- SPP
-> grootste groep (45%)
-> term ‘klinisch’ wekt een verkeerde indruk: klinische psychologen vinden we in alle sectoren vd
gezondheidszorg

  • Poging tot definiëring (begrijpen waar de definitie over gaat + evolutie zien)

≠ pogingen tot definiëring:

*Cassee, Höweler, Janssen (1981)
- houdt zich met ongewenst gedrag bezig
- mogelijkheid om verandering te brengen

*Reber (1991)
- houdt zich met afwijkend en slecht aangepast gedrag bezig (waar ligt hier de norm?)
-diagnostiek, classificatie, behandeling, preventie en onderzoek

*Winnubst, Schnabel, Van de Bout & Van Son
- wetenschap
- onderzoek naar gezondheid => kijken naar gezond gedrag = nieuw!
- diagnoses & interventies ontwikkelen / toepassen

*APA (American Psychological Association)
- toegepaste wetenschap
- diagnostiek en behandeling mentale problemen

*BFP (Belgische Federatie van Psychologen)
- psychologische kennis en praktijk
- diagnostiek, therapie en preventie

DUS:
- Klinische psychologie = studiegebied dat zich bezighoudt met psychische stoornissen
- Volgens vorige definities behoren problemen op somatisch vlak niet tot het terrein vd KLP

Maar: sommige zeggen dat gezondheidsproblemen wel tot de KLP behoren (bv. psychologische factoren kunnen een rol spelen bij pijn)


Anderen zeggen dat gezondheidsproblemen behoren tot de gezondheidspsychologie waarbij
het uitgangspunt normaal gedrag is.

Definitie

KLP = de toepassing van wetenschappelijke kennis ivm theorieën en methodes mbt:
- psychodiagnostiek
- indicatiestelling
- psychotherapie
- begeleiding
- preventie

Het terrein vd KLP is de laatste jaren sterk uitgebreid, maar psychische stoornissen blijven wel de kern! Probleem: met welk afwijkend gedrag houden we ons dan bezig?
-> met afwijkingen die ons functioneren beïnvloeden

Lees meer...

Diagnostisch verslag als voorbereiding op behandeladvies

Een inventarisatie moet gemaakt worden als voorbereiding op de behandelbaarheid van de problematiek. Het gaat hier om een cliënt van vijf jaar die door school is aangemeld vanwege passiviteit en een vertraagde cognitieve ontwikkeling. Hiermee wordt met name de woordenschat genoemd. De zorgen gaan ook over de sociaal emotionele ontwikkeling van het kind, waarbij de motivatie ook een rol speelt. Taken worden niet afgemaakt en er wordt geen initiatief getoond tot contact met anderen. Wel houdt het kind vast aan een speelmaatje van vroeger. Er wordt hulp geboden door de klassen assistent en door stimulering door de leerkracht, maar er wordt nauwelijks op gereageerd door het kind. Er worden geen bijzonderheden gerapporteerd over de vroege ontwikkeling. Wel wordt gezegd dat het kind ’s nachts angstig is en dan naar ouders toetrekt. De ouders worden vanuit school als weinig betrokken gezien, wat een risicofactor kan zijn. Een sociaal netwerk en een veilige basis worden als voorwaarden gezien voor het welzijn van het kind. Daarbij komt dat ouders onregelmatig en weinig thuis zijn, moeder neemt de meeste zorgtaken op zich. Thuis wordt geen Nederlands gesproken wat van invloed kan zijn op de cognitieve ontwikkeling van het kind. Er is meer risico op taalproblemen omdat het vanuit thuis geen stimulering plaats vindt. Het kind zelf is weinig spraakzaam maar geeft aan dat vermoeidheid een rol speelt en dat het moeite heeft met opletten in de klas.

Als gekeken wordt naar de toetsresultaten, is het duidelijk dat het kind ondermaats scoort. Voor taal is dit zwak-voldoende en voor rekenen onvoldoende. De non-verbale intelligentietest laat een gemiddelde score zien, waarbij de woordenschat laag-gemiddeld is in vergelijking met andere kinderen. De risicofactoren zijn te vinden in de thuissituatie waarin geen Nederlands wordt gesproken, waarbij het gedrag op school als niet passend bij de leeftijd kan worden gezien. Er wordt geen contact gezocht met andere kinderen wat het eigen functioneren beïnvloedt. Ook de weinige betrokkenheid van de ouders bij school is een risicofactor. Verder is er een stagnatie te zien in de ontwikkeling. Beschermende factoren hierbij zijn wel de extra hulp in de klas en de betrokkenheid van de leraar. Ook heeft het kind een gemiddelde intelligentie, waarmee kan worden verwacht dat de cognitieve prestaties gemiddeld zouden zijn. Verder zijn de ouders van het kind nog bij elkaar, en zijn het tweeverdieners. De onregelmatige werktijden zorgen echter voor een mogelijk onveilige hechtingssituatie voor het kind.

Wanneer gekeken wordt naar diagnoses kunnen enkele kenmerken worden gezien bij het kind. Selectief mutisme past in die zin, vanwege het in de weg staan van het bereiken van resultaten in de opleiding en sociale communicatie. Het houdt in dat er sprake is van een consequent falen te spreken in bepaalde sociale situaties. Het is niet van toepassing omdat het kind er wel in slaagt om te spreken, en het is ook niet consequent in wanneer dit wel of niet gebeurt. Een separatiestoornis is niet te herkennen bij dit kind omdat het geen symptomen laat zien die te maken hebben met (onveilige) hechting. De gegeneraliseerde angststoornis komt het meest overeen met symptomen van het kind.

Lees meer...

Toepassing in andere populaties (regel van Bayes)

Wanneer de totale N bij alle groepen gelijk is, hebben de voorspellingen maximale precisie en maximale statistische power. Hoe schever een verdeling is (bijvoorbeeld wanneer je spreekt over een zeldzame ziekte: er zijn veel meer mensen die niet ziek zijn dan mensen die wel ziek zijn), hoe groter het aantal valso positieven wordt (in verhouding tot het aantal ware positieven). De formule wordt dan:

Dit is de stelling van Bayes (in het geval dat er maar twee mogelijkheden zijn). Bekijk pagina 13 voor een rekenvoorbeeld.

Lees meer...

Hoe accuraat is de voorspelling?

Om de accuratesse van een voorspelling te bepalen, gebruik je een classificatietabel. In deze tabel staan de voorspelde waarden en de geobserveerde waarden tegen elkaar uitgezet.

De kwaliteit van de voorspelling kun je berekenen met de PAC:

In veel situaties is PAC een te grove schatting om te kunnen gebruiken. Om een betere kwaliteit van de voorspelling te krijgen, kun je de sensitiviteit en de specifiteit gebruiken. Deze geven de kwaliteit van het instrument weer. De algemene vraag hierbij is: hoe groot is de kans voor elk van de betrokken groepen dat een individu uit een bepaalde groep als lid van die groep wordt herkend? De sensitiviteit (de kans dat een lid van groep A inderdaad in groep A wordt geclassificeerd) kun je berekenen: Een hoge sensitiviteit is erg belangrijk, maar het is pas iets waard als ook de specificiteit hoog is:

Deze twee begripppen beschrijven de conditionele kans (de kans op gebeurtenis A wanneer gebeurtenis B heeft plaatsgevonden). Een conditionele kans geef je weer als: p(A|B). Voor de individuele diagnostiek is het niet zo van belang hoe groot de sensitiviteit en de specificiteit zijn. Je wilt weten hoe groot de kans is dat jij zelf een bepaalde diagnose hebt (wanneer die diagnose is gesteld) en hoe groot de kans is dat jij die diagnose niet hebt (wanneer de diagnose is gesteld dat je het niet hebt). De percentages die hierbij horen, zijn de positive en negative predicted value. Ook dit zijn conditionele kansen.

Lees meer...
Abonneren op deze RSS feed

Advies nodig?

Vraag dan nu een gratis en vrijblijvende scan aan voor uw website.
Wij voeren een uitgebreide scan en stellen een SEO-rapport op met aanbevelingen
voor het verbeteren van de vindbaarheid en de conversie van uw website.

Scan aanvragen